Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [3]vorst, de vorst, die zal [4]in dezelve zitten, om [5]brood te eten voor het aangezicht des HEEREN; door den weg van het voorhuis der poort zal hij ingaan, en [6]door den weg van hetzelve zal hij [7]uitgaan. 3. Of, overste, waardoor men met sommigen hier kan verstaan den hogepriester, [zie Jer.35:4], afbeeldende onzen Heere Christus, als den enigen Hogepriester, Vorst, Prins en Koning [boven hfdst.34 vs.22,23] zijner kerk. Of [gelijk anderen] den Heere Christus zelf, die de Heere van dit geestelijk huis is en alleen bekwaam om tot God voor ons te naderen en voor zijn aangezicht te verschijnen, [zie Jer.30:21], die alleen den Vader kent en openbaart, alleen sluit en opent, de enige poort en deur des hemels, die alleen den weg en ingang in het heiligdom voor ons heeft geopend en bereid, en ter rechterhand der majesteit Gods als Koning gezeten is, nemende zijne vreugde in zijn genadewerk en geestelijk gebouw, op welke dit ganse gezicht voornamelijk slaat; vergelijk Matth.3:17, en Matth.11:27; Joh.1:18, en Joh.3:13, en Joh.10:9; Hebr.6:19,20, en Hebr.8:1,2, en Hebr.9:8, en Hebr.10:19,20; Openb.3:7, en Openb.5:5, enz., idem Jes.53:11. 4. Anders: aan dezelve. 5. Dat is, maaltijd te houden, [gelijk tevoren geschiedde van de offeranden] en voorts gemeenzaam voor des Heeren aangezicht te verkeren. Vergelijk Ex.29:32; Lev.8:31, enn Lev.24:9, en wijders Gen.31:54. Deze omstandigheden schijnen onderscheid te maken tussen dezen vorst en den vorst, waarvan onder hfdst.45:, hfdst.46:. Doch beide vorsten [de hogepriester en de koning] kunnen aangemerkt worden als afbeeldende, elk in het zijne, en naar der zaken natuur, den Heere Christus; zie de voorgaande aantekening. 6. Of, zijns weegs. 7. Dit duiden sommigen op Christus' wederkomst ten oordeel; vergelijk Hand.1:11; Hebr.9:28.